top of page

Historie

Ruim 170 jaar hart voor Amsterdammers

“Het gaat dus om mensen als jij”

​

Vincentiusvereniging Amsterdam in vogelvlucht 1848 - 2022

 

De Vincentiusvereniging Amsterdam is het 175e jaar ingegaan. Het was reden om dit in een      bestuursbijeenkomst op 9 februari 2022 te markeren.

 

Op 7 februari 1848 nam Anton Hafkenscheid het initiatief tot oprichting van de St. Nicolaas-conferentie in Amsterdam. Vervolgens werd hij op 11 november 1848 de eerste stedelijke president en bleef dat 29 jaar lang tot zijn overlijden op 6 mei 1877. De Vincentiusvereniging Amsterdam werd de grootste in het land met uiteindelijk 34 conferenties/afdelingen, een 15-tal bedrijfsgroepen en de oprichting van scholen (alleen al in de 19e eeuw 11 scholen), bibliotheken, kinderuitzending, opvang illegalen, buitenlandse werknemers en dak- en thuis-lozen.

 

250 jaar onzichtbare minderheid

De keuze voor de naam St Nicolaasconferentie verwijst naar de tijd voor de Alteratie van 1578. Amsterdam ging in dat jaar over naar het protestantisme. St. Nicolaas was echter vanaf het begin van de 14e eeuw beschermheilige van de stad en van zeelieden, kooplieden, meisjes en kinderen. De eerste houten kapel in de 13e eeuw was gewijd aan St. Nicolaas, evenals de eerste stenen parochiekerk van 1306, nu Oude Kerk. Vervolgens werd St Nicolaas in 1661 beschermheilige van de schuilkerk OLH op Solder. Deze kerk is symbool geworden van de eeuwenlange periode dat katholieken onzichtbaar moesten blijven. Daartoe moest ook de Sinterklaasmarkt als paaps bijgeloof worden verboden. Het stadsbestuur vaardigde dat verbod uit, maar had er belang bij dit verbod niet te handhaven. De St. Nicolaasmarkt, inclusief sinterklaaskoek, taaitaai-mannen, marsepein en amandelbrood bleef nog ruim 250 jaar tot 1836 op de Dam bestaan. De katholieke cultuur helemaal onzichtbaar maken lukte niet. Hafkenscheid wilde politiek beslist niet op de trom slaan, maar de naamgeving in 1848 van de St. Nicolaasconferentie had in dit licht bezien een subtiel anarchistisch, plagerig en een demonstratief trekje: “In alle bescheidenheid zijn we er weer.” Juist in het midden van de 19e eeuw werd onder protestanten nostalgisch terugverlangd naar de periode voor de Bataafse republiek van 1795 toen de gereformeerde kerk de bevoorrechtte kerk was. Er werd een sterk pleidooi gevoerd om Nederland te blijven beschouwen als een protestantse natie met Amsterdam als protestantse hoofdstad, zoals in Frankrijk verlangd werd naar de waarden van voor de revolutie van 1789 toen het katholicisme de samenleving beheerste. Voor Nederland was dat het protestantisme. Daar hoort geen St. Nicolaas bij, maar katholieken vonden dat St. Nicolaas van oudsher bij Amsterdam hoorde en zij ook. Een krachtige, zelfbewuste demonstratie hiervan was ruim 35 jaar later in 1884 de bouw van de St. Nicolaasbasiliek tegenover het Centraal Station. Na ruim 250 jaar was van bescheiden-heid bij katholieken geen enkele sprake meer. De angstige terughoudendheid verdween. In de tweede helft van de 19e eeuw werd de katholieke emancipatie, het streven naar gelijk-berechtiging krachtig ter hand genomen. De achterstelling werd bevochten, de voorzichtig-heid transformeerde in trotse aanwezigheid. Het verbod op processies boven de rivieren bleef evenwel tot 1983 bestaan. De jaarlijkse Stille Omgang in Amsterdam werd, zoals eertijds de St. Nicolaas markt evenwel gedoogd. Kortom, achter initiatieven verschuilen veelal meerdere betekenissen en boodschappen. Zo ook was de oprichting van de Vincentiusvereniging niet alleen bedoeld om verpauperde Amsterdammers bij te staan. Het was ook bedoeld om duidelijk te maken dat je in Amsterdam mensen niet onder het vloer-kleed of terzijde kunt blijven schuiven, omdat ze jouw (geloofs)opvattingen niet delen of een minderheid vormen. Dat hoort bovendien van oudsher niet bij Amsterdam.

 

Zowel in Parijs, als in Amsterdam werd gedemonstreerd dat de Vincentiusvereniging on-afhankelijk wilde zijn van welk hiërarchisch instituut dan ook. Ze wilden mensen tot hun recht laten komen en geen instrument zijn voor politieke actie. Dit concept sloeg aan in 125 landen.

 

In Nederland werd door de katholieke leiding in de tweede helft van de 19e eeuw evenwel toegewerkt naar een uniformerende, hiërarchisch ingerichte kerkelijke infrastructuur, die het gehele leven van de gelovigen zou moeten omvatten, een volkskerk, verbonden met de wereldkerk. In feite was dat een verlate reactie op het verlichtingsdenken van de Franse re-volutie. Dat gebeurde tot 1908 onder sturende leiding van de Romeinse Curie. Bij die we-deropbouw na driehonderd jaar werd ook de Vincentiusvereniging onontkoombaar betrok-ken en genoodzaakt zich aan te sluiten bij de nieuwe indeling van de stad in parochies. De besturen van de afdelingen bleven als lekenorganisatie wel zoveel mogelijk onafhankelijk, maar de invloed van de geestelijkheid was groot en in de beeldvorming werd de vereniging steeds meer geïdentificeerd als katholiek instituut. Het zou de vereniging opbreken.

 

In Amsterdam heeft de vereniging tussen 1848 en 2022 in totaal 17 stedelijke voorzitters gekend, waarvan één in de jaren negentig van de 20e eeuw waarnemend voor een zeer korte periode, Bert Coert. De huidige voorzitter John Verhallen, voorzitter sedert 22 november 2000 behoort tot de vijf langst zittende voorzitters met een zittingstermijn van meer dan 20 jaar.  De andere vier zijn: oprichter Anton Hafkenscheid (1848/1877) 29 jaar, Jan van den Biesen (1877/1897) 20 jaar, Aug. Lindner (1902/1930) 28 jaar en Fred Philips (1965/1992) 27 jaar.

 

De rol van oprichter Hafkenscheid

Anton Hafkenscheid (1804 -1877) was al veel eerder sociaal actief in Amsterdam. Hij richtte in de Amsterdamse Jordaan de eerste bewaarschool voor katholieke kinderen op. Hij was in 1841 betrokken bij de oprichting van de Vereniging Tot Weldadigheid (VTW), die naast ar-menzorg meisjesscholen oprichtte. Het is nu een goede doelen fonds. Hafkenscheid was ook in 1851 betrokken bij de oprichting van de eerste religieuze (werk)congregatie in de Noorde-lijke Nederlanden na 1578, namelijk de Broeders van Amsterdam of beter de Broeders met de blauwe koorden met als kern de Aloysius Stichting die anno nu met rond 50 scholen in Nederland kinderen en jongeren van 4 tot 27 jaar onderwijs, begeleiding en ondersteuning biedt om zich goed te kunnen ontwikkelen.

 

Tegen het einde van de 19e eeuw zou er een bijzonder werkverband met de broeders van Amsterdam ontstaan met een tehuis in Limburg (De Widdonck/Stokershorst) en Harreveld voor jongeren die in aanraking met justitie waren gekomen.

 

Hafkenscheid was in 1839 de grote initiatiefnemer van het St. Bernardusgesticht op de Oudezijds Voorburgwal voor die ouderen, die zorg niet zelf konden betalen. Zijn vader fi-nancierde het gebouw. Later werd dit tehuis gevestigd op de Turfmarkt en vervolgens aan de Passeerdersgracht. Het bestaat nu onder de naam De Makroon aan de Nieuwe Passeer-dersgracht als onderdeel van Amstelring. Hafkenscheid wist voor deze zorg de “zusters van Liefde” uit Tilburg naar Amsterdam te halen door zijn vriendschap met de latere Mgr. Zwijsen, die deze congregatie in 1832 oprichtte puur voor “armen en misdeelden”. De zus-ters waren in 1839 de eerste religieuzen, die na de Alteratie van 1578 voet aan wal zetten in Amsterdam onder de schuilnaam Firma Verbunt & Co. Op dat moment was de oprichting van kloosterorden of congregaties nog verboden. De wortels van de “zusters van Liefde” gaan terug naar de oprichter van deze congregatie in Frankrijk Vincentius van Paulo in de eerste helft van de 17e eeuw. Door toedoen van Hafkenscheid werden in 1843 ook zusters van Liefde aangetrokken voor de weesmeisjes in het R.C. Maagdenhuis aan het Spui. Ze werkten de eerste periode vanuit St. Bernardus, zodat de juiste zorg voor de zusters zelf gegarandeerd was. Het R.C. Maagdenhuis, opgericht in 1570 is nu een goede doelen fonds in Amsterdam. Kortom, Hafkenscheid was scherp gericht op het ondersteunen van Amster-dammers in armzalige omstandigheden en wilde daarop de focus houden. Uiteindelijk zal de Vincentiusvereniging op nagenoeg alle sociaal-maatschappelijke terreinen een bijzondere en omvangrijke rol spelen.

 

De deemoedigheid van armen

Echter, zonder crisis geen vooruitgang. Naast de emancipatie van katholieken kwam nog een andere emancipatie op gang en veroorzaakte een ingrijpende crisis bij de Vincentius-vereniging zelf. Het scholenwerk, de bibliotheken, het kinderbeschermingswerk, het was uitermate succesvol. De toenmalige voorzitter Aug. Lindner gaf in 1902 als zijn mening en die werd in christelijke kringen breed en lang onderschreven, dat twee zaken de wereld zouden veranderen: sociale rechtvaardigheid en christelijke caritas. De Vincentiusvereniging was in zijn ogen van de “caritas”. Dat sloot naadloos aan bij de opvatting van kerken, dat zij  verant-woordelijk waren voor de armenzorg. Het verzet tegen overheidsbemoeienis op dit terrein was hardnekkig en duurde tot de aanname van de Algemene Bijstandswet in 1963. De Armenzorg, zo was de opvatting was het exclusieve terrein van de kerken, want dat ging hand in hand met moreel toezicht en dat toezicht mag de staat niet claimen. Sociale recht-vaardigheid was niet zozeer een zaak van ethische bedoelingen, maar van contracten, koud en zakelijk. Het ging om liefdadigheid, barmhartigheid, morele zorg en gunsten. Daartegen-over wordt deemoedigheid en dankbaarheid verwacht, maar riep feitelijk weerzin en op-standigheid op. Er kwam verzet tegen het paternalisme en tegen de opvatting dat God men-sen nu eenmaal had begiftigd met verschillende talenten. Daarmee had God de standen-maatschappij, het oudere broertje van wat nu meritocratie heet, gewild. Die opvatting, die merites dat alles bepaald wordt door inzet van je eigen talenten, door je eigen verdiensten werd meer en meer veracht. Caritas werd daardoor gezien als een instrument van een stan-denmaatschappij, van een indeling in de maatschappij in meerderen en minderen, gerecht-vaardigd door de kerken. Wie caritas accepteerde, accepteerde dus (klasse)verschillen als een door God gegeven natuurlijke orde. Dan moet je aanvaarden dat je in armoede wordt gehouden. Daar wilden mensen zich niet bij neerleggen. Ze wilden het label “arme” niet, ze wilden niet langer de hand ophouden, maar rechten.

 

De wereld veranderde dus. Mensen wilden bestaanszekerheid en handreikingen om uit ar-moede te komen en hun eigen leven kunnen bepalen. Op dat verlangen naar emancipatie hadden noch de kerken, noch de Vincentiusvereniging een goed antwoord. Veel leden zagen op tegen huisbezoeken, constateerden dat de armen onhandelbaar werden. De vereniging miste de boot. In de jaren vijftig werd geconstateerd dat de vereniging vergrijsde, de aanwas van jongeren stagneerde. De kloof met “armen” werd groter, terwijl de maatschappelijke rol van kerken om toe te zien op “armen” werd uitgehold door het toenemende zelfvertrouwen van mensen aan de onderkant en vervolgens door de invoering van de Algemene Bijstands-wet in 1965. De secularisering die op gang kwam versnelde de leegloop van de kerken en in het kielzog daarvan de Vincentiusvereniging. Er was sprake van een dubbele emancipatie: mensen aan de onderkant van de samenleving namen meer en meer het heft in eigen hand en mensen die verbonden waren aan de kerken emancipeerden uit hun kerk.  Wat de Vincentiusvereniging betreft bleef naast de stedelijke organisatie in de tweede helft van de 20e eeuw slechts 1 van de 34 afdelingen over.

 

Terwijl de oude activiteiten als onderwijs en bibliotheken verzelfstandigden werden nieuwe activiteiten en initiatieven ondernomen en werd door vrijwilligers ook een beroep gedaan op de “oude vereniging”, maar het aantal leden bleef afnemen.

 

Vernieuwen zonder leden.

Vanaf 1965 hield de vereniging zich niet echt meer bezig met het werven van leden, maar des te meer met het op poten zetten van nieuwe initiatieven: voor ouderen, kinderuitzen-ding, Damslapers, buitenlandse werknemers, HIV-slachtoffers, dak- en thuislozen en illega-len, kortom groepen die in de knel zaten, de nieuwe misdeelden. Dat gebeurde vanuit het Vincentiushuis aan de Kloveniersburgwal. Het was een tijd van maatschappelijke actie en de vereniging gaf daaraan steun en ondernam zelf uitvoerende initiatieven. Prachtig werk dus waar vrijwilligers op af kwamen, maar geen nieuwe leden. Bovendien werd daarmee het vermogen uitgeput. Het toenmalige bestuur raakte meer en meer verstrikt in financieel mismanagement: oplopende kosten, nooit terugbetaalde leningen en voorschotten op uit-keringen aan cliënten en een verwaarloosd gebouw. Het mondde in 1992 uit in het vertrek van voorzitter Fred Phillips. De instabiliteit duurde daarna nog een vijftal jaren. Het was Bert Coert, die op 7 april 1997 in zijn tachtigste levensjaar deed wat gedaan moest worden. Hij trad op als waarnemend voorzitter en zorgde voor betrokkenheid van nieuw kader. Het inloophuis voor dak- en thuislozen in het souterrain van het Vincentiushuis werd verzelfstandigd en overgedragen aan de Regenboog Groep. Er kwam een ambtelijk secretaris Hans van der List voor de ondersteuning van het bestuur en het beheer en verhuur van het gebouw. Hij werd ruim 20 jaar later eind 2019 opgevolgd door het huidige hoofd van het bureau Ger den Heijer. Bert Coert bleef de verbindende bestuurder tot het jaar waarin hij op 98-jarige leeftijd in 2015 overleed.

 

Op 22 november 2000 trad een nieuw bestuur aan:   

-,         J. (John) F. J.  Verhallen, voorzitter

John zou vooral zorgen voor externe contacten en draagvlak. Hij spreekt er niet over, maar ook zijn vader was betrokken bij de Vincentiusvereniging;

-,         R. (Ronald) F Bloem, secretaris, lid sinds 1997 en lid van het bestuur per 22 november 2000. Ronald, die Bert Coert al als jonge jongen kende uit de Indische kringen wist uit ervaring hoe je een groot, monumentaal gebouw als het Vincentiushuis moest beheren en raakte betrokken bij het verzelfstandigen van De Kloof voor de opvang van dak- en thuislozen. Ronald zal dit jaar 25 jaar lid zijn;  

-,         W. (Leo) L.A. Kirschstein, penningmeester

Leo zou het financiële geweten gaan vormen van de Vereniging, wat de financiële gezondheid ten goede kwam;

-,         H. (Bert) F. Coert, lid van de vereniging sinds 7 april 1997 en tijdelijk waarnemend voorzitter. Hij ontpopte zich als de centrale, verbindende kracht vanuit de coulissen, die tevens vanuit de vereniging lid was van het bestuur van het Fonds Bijzondere Noden Amsterdam (FBNA), waarmee de vereniging reeds vanaf de jaren dertig samen werkte.

           

Medio 2019 werd het bestuur versterkt met twee nieuwe bestuursleden:

-,         M(Maria) Sarlemijn, lid sinds begin 2013, partner van Christoffel, die alles weet van het gebouw en wier vader ook al betrokken was bij de Vincentiusvereniging;

-,         A (Andries) de Jong, lid geworden op initiatief van Bert Coert toen hij nog voorzitter was van het FBNA. Hij is vicevoorzitter.

 

Bestuur, bureau en adviseur voor het gebouw Christoffel Sarlemijn vormen thans de

kerngroep met opdracht de vereniging niet alleen financieel gezond en doelgericht te

houden, maar ook creatief. De opdracht is in te blijven spelen op wat er gaande is voor

mensen in kwetsbare omstandigheden in Amsterdam, zodat een nieuwe invulling kan

worden gegeven aan de oorspronkelijke opdracht om eraan bij te dragen dat medemensen

geloofwaardig met raad en daad worden bijgestaan.

De vereniging legt daartoe de focus op initiatieven van vrijwillig mentorschap voor mensen

die steun in de rug kunnen gebruiken om uit armoede te

komen of er uit weg te blijven en de regie over hun eigen leven kunnen voeren. Dat was de

oorspronkelijke inzet van de oprichters van de Vincentiusvereniging in 1833 in Parijs en

in 1848 in Amsterdam.

 

Uit waardering voor de betrokkenheid en om deze opdracht te markeren is een waar-

deringsspeld gemaakt van het Vincentiushuis om te beginnen voor de huidige dragen-

de kerngroep: bestuur, adviseur en (oud) bureauhoofd.

 

Andries de Jong / 9 februari 2022  

 

bottom of page